De vraag naar ‘goed’ ouder worden is van groot belang, omdat de levensverwachting in de Westerse landen in relatief korte tijd dermate is gestegen dat veel mensen een relatief lang leven als ‘oudere’ zullen leiden, terwijl nog weinig is nagedacht over optimale vormen daarvan. Wel wordt er veel gesproken en gedebatteerd over de te verwachten gevolgen van deze ontwikkelingen in financieel en economisch opzicht (pensioenvoorzieningen, zorg, omvang van de beroepsbevolking), waarbij ‘ouderen’ in verhouding worden gebracht met andere naar leeftijd gedefinieerde bevolkingsgroepen. Ook wordt veel onderzoek verricht naar de biologische en pathologische processen die samenhangen met de veroudering van menselijke lichamen.

Het ideaal van ‘goed ouder worden’ als existentieel proces is niet los te zien van de debatten over de positie van ‘ouderen’ in de samenleving en over ‘veroudering’ als biomedisch verschijnsel. Deze debatten raken namelijk aan belangrijke voorwaarden voor het ‘goed ouder worden’ van individuele personen. Omgekeerd mag verwacht worden dat overwegingen betreffende het ‘goede ouder worden’ ook gevolgen zullen hebben voor de maatschappelijke inrichting van de levensloop en het denken over ‘veroudering’. Het bijzondere van de vraag naar ‘goed ouder worden’ is dat deze niet alleen gesteld wordt door wetenschappers en onderzoekers. De vraag dient zich ook aan in de persoonlijke levenssfeer waarin mensen geconfronteerd worden met de vraag hoe (verder) te leven. De uitdaging van wetenschappelijk onderzoek op dit gebied is te laten zien dat methodische reflectie en onderzoek een bijdrage kunnen leveren aan wat aan de orde is in deze voorwetenschappelijke ‘leefwereld’. En vervolgens te laten zien dat antwoorden op de vraag naar ‘goed ouder worden’ richtinggevend zouden moeten zijn voor de debatten en beleidsbeslissingen over ouderen en veroudering.

In een meer specifieke zin verwijst de term ‘goed ouder worden’ naar de manieren waarop degenen die door de samenleving op grond van hun leeftijd tot ‘ouderen’ zijn bestempeld, hun leven verder inrichten en leiden met het oog op een zinvolle en menswaardige levensloop. Het voortleven in de tijd is niet van nature gedetermineerd, maar kan worden gezien als een existentieel, sociaal gesitueerd proces dat op verschillende wijzen inhoud kan krijgen. Voor de invulling ervan kan onder meer geput worden uit humanistische tradities en andere zingevingkaders.